Iedereen is wel bekend met Floortje Dessing. In het tv-programma…
Dekkers op het dak van de wereld
“Hello! Nice butt!” Uhh hoorde ik dat goed? Ik draai mij om en zie 2 jochies van een jaar of 10 naar me zwaaien en glimlachen. Oké, ik zwaai en lach maar terug, waarschijnlijk denken ze dat ze iets heel anders gezegd hebben. Of niet en was het echt een compliment en weten deze jongetjes van 10 al hoe een goede kont er uit ziet ;)
Terwijl ik verder loop door de straat begroeten nog meer kinderen mij met een Hello en een glimlach. En het zijn niet alleen de kinderen die zo vriendelijk zijn. Overal waar je kijkt zie je vriendelijke gezichten, of het nu van een moeder is met een baby vastgebonden op haar rug of van een monnik gehuld in de typische rode gewaden. Ik merk dat het aanstekelijk is en de rest van de dag loop ik met eenzelfde glimlach op mijn gezicht door de straten van Lhasa.
Misschien heeft het ook te maken met het feit dat ik zo blij ben eindelijk in Tibet te zijn. Het land, of eigenlijk de regio want Tibet is autonoom maar hoort bij China, waar ik al zo lang nieuwsgierig naar ben. Natuurlijk omdat het een niet alledaagse bestemming is, het Boeddhisme hier ontstaan is en het nog sterker aanwezig is dan in andere Boeddhistische landen maar ook omdat het land zo beschermd wordt voor/ tegen toeristen en die geheimzinnigheid mij wel trekt.
Een korte geschiedenisles
Voor degene die wat minder bekend zijn met het land. Tibet is een tijd onafhankelijk geweest, dat was tot een Chinese communist in 1950 het land veroverde en claimde dat het het bevrijdde van de ‘imperialistische krachten’ en het weer terugbracht naar al het goede van het moederland. De Tibetanen waren hier niet blij mee en het een en ander zorgde voor een grote opstand in 1959. Wat de Chinezen betreft, zij vinden het onbeschoft van de Tibetanen dat ze niet blij zijn en claimen dat Tibet vóór 1950 een plaats van armoede en middeleeuwse praktijken was. Zij hebben immers toch wegen, scholen en ziekenhuizen gebracht! Maar veel Tibetanen zijn niet vergeten dat dit alles gepaard ging met de vernielingen van honderden kloosters, het vermoorden van veel monniken, een nog altijd extreme aanwezigheid van het leger en nul vrijheid van meningsuiting.
Kun je mij iets vertellen over…
Mede door dit laatste kan ik niet alle vragen die op mijn tong branden stellen. Ik breng er namelijk mijn gids mee in gevaar. Alles wordt in de gaten gehouden, van de snelheid van onze chauffeur tot de gesprekken die we voeren in de auto. Ja echt, er hangen camera’s in de auto! Als er maar wordt gesproken over politieke kwesties kan onze gids een flinke boete en misschien zelfs gevangenisstraf verwachten. En uiteraard zal zijn licentie worden ingetrokken. Nu zou je kunnen denken dat ik mijn vragen dan gewoon buiten de auto kan stellen, maar er is geen 1 Tibetaan die antwoord zal geven. Zo bang zijn ze voor de gevolgen die ‘vrijuit spreken’ met zich meebrengt.
Ook tegen toeristen wordt het land goed beschermd. Als toerist moet je een speciale pas hebben die je alleen krijgt wanneer je een georganiseerde reis hebt geboekt. De autoriteiten zeggen dat dit voor de bescherming van de toeristen zelf is (vanwege de politieke spanningen die er zouden zijn). Maar ik denk eerder dat het komt omdat wij toeristen misschien medelijden met de Tibetanen krijgen en ons gaan bemoeien met het wel en wee. Bij mij wekt het in ieder geval een gevoel van weerstand op. Ik vind het echt bizar en kan er zelfs een beetje boos om worden. Waarom bemoeit China zich op deze manier met het land?! Ziekelijk is het.
Wandelen tussen de zombies
Mijn reis begint in Lhasa, de hoofdstad van Tibet. Al direct na aankomst kan ik niet wachten om er op uit te gaan. Gelukkig mag je je als toerist in Lhasa nog wel alleen door de stad begeven. Daarbuiten zal je altijd een gids bij je moeten hebben. Mijn hotel is gevestigd in het oude gedeelte van de stad, met schattige huisjes en straatjes waar je urenlang doorheen zou kunnen dwalen. Ik ga wat willekeurig naar links en rechts en lijk mij opeens in een groep zombies te bevinden! Wat is deze?! Ik blijk terecht te zijn gekomen in de groep mensen die bezig is met hun ‘kora’ rondom de Jokhang tempel. Een kora is een soort pelgrimstocht en meditatie. Het zijn met name wat oudere mensen die, gewapend met hun japa mala (gebedssnoer met kralen) of gebedsmolen, continue gebeden prevelen. Op de een of andere manier word je er ingetrokken en is het bijna onmogelijk om er weer uit te stappen waardoor ook ik uiteindelijk 1 kora loop. Best rustgevend eigenlijk.
Lhasa sightseeing
Mijn tour start 2 dagen later met een groep van 4 (een stel uit Maleisië en Rebecca, een Amerikaans meisje van mijn leeftijd). We gaan allereerst 2 dagen Lhasa verkennen. Zo bezoeken we de Jokhang tempel, een 1.300 jaar oude tempel die ook wel gezien wordt als het spirituele hart van Tibet. Er zijn binnen ontzettend mooie muurschilderingen te zien van o.a. het ontstaan van de mensheid en het Boeddhisme. Vanaf het dak hebben we een mooi uitzicht op de stad en zien we in de verte het Potala Palace liggen. Uiteraard nemen we ook daar een kijkje en damn wat is dit gebouw indrukwekkend. Niet alleen door de grootte maar ook door de historie die dit gebouw uitademt. Zoveel Dalai Lama’s hebben op dezelfde trappen gelopen als waar ik nu ook op loop, hoe cool!
Het gebouw heeft meer dan 1.000 kamers en ligt op 130 meter hoogte ten opzichte van de straat. De bouw er van heeft meer dan 50 jaar geduurd en de 5e Dalai Lama, die opdracht had gegeven voor de bouw, heeft het eindresultaat nooit kunnen bewonderen. Vroeger werd er vanuit dit gebouw geregeerd en was het de woning van de Dalai Lama. Het meest indrukwekkende waren toch wel de stupa’s (graven) met daarin de lichamen van voorgaande Dalai Lama’s. Die van de 5e was gigantisch, 14.8 meter hoog en gemaakt van 4.000 kilo goud bedekt met diamanten en juwelen. Doe mij maar 1 kilootje!
Bergen, blauwe luchten en riviertjes
Na de 2 dagen sightseeing gaan we echt op pad! We verlaten Lhasa voor de rit richting Everest Base Camp. Een route die we niet in 1 dag maar in 3 dagen afleggen. Ja, de afstanden zijn nogal groot… Gelukkig hoef ik mij niet te vervelen want het landschap is prachtig! Het is bizar om te beseffen dat de bergen om je heen tussen de 5.000 en 8.000 meter hoog zijn. Sommige zijn bedekt met sneeuw en lijken op een chocoladetaartje met wit glazuur, maar de meeste zijn gewoon kaal en bedekt met mosachtige struiken. Het eerste kippenvel-moment komt als we de top van Kamba-la pass (4.794m) bereiken en uitzicht hebben op Yamdrok Lake. Een gigantisch meer met turquoise blauwe kleuren. Tof! We bewonderen het eerst van boven en rijden dan naar beneden om ook even aan de oevers er van te staan. Wat later komen we oog in oog te staan met de Karo La gletsjer en rijden we langs een stuwmeer. Uiteraard gaan een aantal stops ook gepaard met bezoekjes aan kloosters. De een nog mooier dan de ander en met name de schilderingen blijf ik mooi vinden, zo ontzettend veel detail! Jammer dat je binnen geen foto’s mag maken.
Het land van de kippenvel
Ergens lijkt het alsof ik de hele reis met kippenvel op mijn armen loop. En dat komt niet zozeer door de kou, maar meer door hoe indrukwekkend alles is. Als we namelijk na een wandeling van 1.5 uur bij Everest Base Camp (5.150 m.) aankomen voel ik het alweer op mijn armen. Het schijnt dat de noordzijde (waar wij staan) veel mooiere uitzichten heeft dan wanneer je deze hoogste berg op aarde (8.848 m.) vanaf de Nepal kant bekijkt. En aangezien je er in Nepal iets van 12 dagen voor moet wandelen om überhaupt bij base camp te arriveren is het een uitstekende keus om hem hier zo in Tibet te bekijken. Het is niet helemaal helder, maar de top is wel te zien en daar ben ik allang blij mee!
Als we teruglopen komen we langs een gedeelte van Rongbuk monastery, het hoogst gelegen klooster ter wereld, waar ik niemand naar toe zie gaan. Eigenwijs als ik ben klim ik naar boven en ik word beloond met een prachtig uitzicht op onder andere Mount Everest en een verlaten klooster. Weer wat mooie plaatjes kunnen schieten dus!
Wanneer plassen zelfs vermoeiend is
Voor deze reis was ik best zenuwachtig om hoogteziekte te krijgen. Iets waar je niets tegen kunt doen behalve zo snel mogelijk naar een lagergelegen plek te gaan. Ik ben dan ook ontzettend blij dat ik, anders dan soms wat lichte hoofdpijn, mij verder super goed voel. Zelfs op deze hoogte. Dat ik steeds na een toiletstop even uit moet hijgen neem ik maar voor lief. Er komt nu eenmaal wat minder zuurstof in je longen! Helaas heeft Rebecca er bij het Everest Base Camp wél last van. We moeten daarom zo snel mogelijk zakken. Een zonsondergang en -opkomst bij EBC heb ik dus helaas moeten missen en daar baalde ik wel een klein beetje van.
Niet om op te eten
De 2 dagen na Mt. Everest bestaan weer vooral uit rijden. We moeten een heel stuk naar het westen en komen vanaf nu niet lager dan 4.000m. Het landschap is veranderd van tarwevelden naar een soort wetlands en uiteindelijk een dorre bedoeling. Ook komen we een stuk minder dorpjes en auto’s tegen. We zijn op weg naar Mount Kailash (6.714m.) een berg met een piramidevorm en wederom witte glazuur (sneeuw dus) op de top. Deze berg wordt beschouwd als heilig binnen het hindoeïsme, boeddhisme, jaïnisme en de bön. Een kora van 52 km. om de berg heen zou zonden doen vergeven en ziektes wegnemen. Ook gaat de legende dat wanneer je de hoogste pass van 5.659m. hebt bereikt je uit je oude leven stapt, herboren wordt en een nieuw leven tegemoet kan gaan. Het zou al met al veel geluk met zich meebrengen om de ronde te lopen. Nou, precies wat ik nodig heb!
Ook wij gaan de kora namelijk doen. Het is dus geen klim naar de top maar een wandeling rond de hoogste piek. De locals wandelen er in 15 uur omheen, voor ons is 3 dagen uitgeteld. Met name door de hoogte waar wij toeristen wat minder goed mee om kunnen gaan. Er zijn ook locals die de hele tocht in prostraties doen. Ze buigen, knielen, gaan languit liggen en staan weer op, bidden en gaan verder waar de handen de grond hebben geraakt. Dit herhaalt zich dan voor de hele route waar zij een maand (!) over doen. Pfoeh, dat je dit voor je geloof doet vind ik toch wel erg bewonderenswaardig.
We starten onze wandeldagen vroeg, nog voor de zon er is die het wandelen op deze hoogte alleen maar zwaarder zal maken. De eerste dag is nog redelijk makkelijk, 20 kilometer met een geleidelijke stijging van 4.672m. naar 4.971m. We doen er, inclusief pauzes, 7.5 uur over en hebben de hele middag en avond om bij te komen. Het landschap is wederom kippenvellerig. We lopen door een vallei met rechts van ons steeds weer Mount Kailash, en links andere Grand Canyon-achtige bergen. Bij de noordkant van de berg aangekomen besluit het Maleisisch stel terug te gaan. Ze waren ervan overtuigd dat hun God ze er doorheen zou slepen, maar blijkbaar had hij daar geen zin in. Heel erg vind ik het niet, ze waren traag en zijn eigenlijk de hele reis al aan het klagen. En sja, klagende mensen, ik kan er gewoon niet zoveel mee.
Track from hell
De tweede dag is de zwaarste dag. Met de klim van bijna 700 meter naar de hoogste pass. Dat dit stuk zwaar is blijkt wel wanneer we na 1.5 uur klimmen een lijk tegenkomen. Getsie. De desbetreffende man had waarschijnlijk bedacht om dit lastige stuk, in z’n eentje, midden in de nacht te doen. Wanneer het dus erg koud is. Vervolgens heeft hij, wederom waarschijnlijk, last gekregen van de hoogte en een beroerte gekregen. Er staan wat legermannetjes omheen die zich geen raad lijken te weten ook al is het niet zeldzaam, blijkbaar sterven er 50 – 60 mensen per jaar wanneer ze dezelfde tocht afleggen. Maar goed dat ik dit na het voltooien van de wandeling pas te horen krijg! Ik blijf in ieder geval niet staan want vind het maar akelig.
Zelf ben ik ook aardig aan het buffelen. Het is 5 stappen zetten en uit moeten rusten en bizar om te ervaren wat deze hoogte met je lichaam doet. Daarnaast is het koud en valt er lichte sneeuw, zelfs met al mijn (thermo) lagen aan én de inspanning van het klimmen heb ik moeite met het warm krijgen. Waar zijn die 20 groepen vloerverwarming als je ze nodig hebt…
A rebel for a day
Maar teringjantje wat voelt het lekker als ik dan eindelijk op de top van die pass, die ik in mijn hoofd aan het vervloeken was, sta. Herboren voel ik mij niet direct, maar ik ben best wel een beetje trots op mezelf. En wat is het mooi aan de andere kant! Een azuurblauw meer (genaamd meer van compassie) ligt op mij te wachten en vraagt gewoon om foto’s. Ik ben natuurlijk de beroerdste niet en neem de omgeving goed in mij op. Anders dan Rebecca, die wederom last kreeg van de hoogte en zo ongeveer naar beneden aan het rennen was. Dat dalen doen we in ongeveer een half uur. Eenmaal daar aangekomen zegt onze gids dat we de trek wellicht ook vandaag nog af kunnen ronden, in 2 dagen dus. Vanaf waar we nu zijn is het nog ongeveer 7 uur wandelen over eenzelfde terrein als de eerste dag. Ach, zeggen wij: waarom niet?! We vervolgen onze weg dus, inmiddels door de miezerregen en leggen in een soort trance de rest van de track af door de vallei met een snelstromende rivier naast ons. Na 11 uur wandelen, 32 kilometer en een aanval van losgeslagen yaks, zijn we rond en kunnen we amper nog een stap verzetten.
Aan al het goede komt een eind (voor even)
De dagen na de wandeling bestaan weer veelal uit in de auto zitten. We moeten de 1.200 kilometer weer terug naar Lhasa. Omdat dit bijna dezelfde route als de heenweg is stoppen we alleen nog voor plaspauzes en is het mijn laatste kans om het Tibetaanse landschap in mij op te nemen. Ja inderdaad, kippenvel.
Inmiddels ben ik, na 16 fantastische dagen in een fantastisch land alweer op de volgende bestemming. Na 11.593 kilometer per trein afgelegd te hebben was het nu tijd om weer eens in het vliegtuig te stappen en ben ik nu in Kathmandu, Nepal. Eerste indruk: wat een chaos! Overal getoeter, veel stof/ uitlaatgassen en dan rijden ze ook nog eens aan de andere kant van de weg. Paniek! Een globale route voor Nepal heb ik al wel in mijn hoofd, maar ik moet alles nog regelen. Ik blijf er in ieder geval 3.5 week en vlieg op 22 oktober verder naar Myanmar. Lekker man, dat reizen.